Pappadag
Het is zijn pappadag en eigenlijk haat hij pappadagen. De drang om naar zijn werkplek, de schuur achterin de tuin te vluchten, is nog nooit zo groot geweest. Daar is hij alleenheerser. Hij heeft er een kleine draaibank voor hout staan en een hele serie beitels en gutsen, netjes op rij van klein naar groot op een wandbord hangen. Daar heerst orde en structuur. In zijn hoofd is het vaak een chaos. Allerlei stemmen vertellen hem wat hij wel en niet mag doen. Een psychiater leerde hem die stemmen de baas te blijven. Sinds de kleine er is lukt dat hem niet meer. het geblèr van Robbie werkt op zijn zenuwen. Maar de tijd voor therapie ontbreekt. Hij volgt een sollicitatietraining om aan een baan te komen. De verantwoordelijkheid voor het gezinsinkomen drukt als een stalen plaat op zijn schouders, al vindt zijn vrouw dat een hopeloos ouderwets standpunt. Het zou beter zijn als zij een goede baan had. Met de lessen tekenen en schilderen die ze geeft in een buurthuis in de stad verdient ze maar een zakcentje.
Het irriteert hem dat hij moet solliciteren op baantjes die nauwelijks meer dan het minimumloon opleveren. Zes weken lang moet hij op gesprek bij een jonge meid van het UWV. Ze is donker. Marokkaans waarschijnlijk. Het gedoe zint hem niet.
“Nou, Sjaak hoe pak jij dat aan. Hoe kan jij jezelf het beste verkopen?”
“Ik he-eb geen flauw idee,” stamelt hij naar waarheid, maar daar neemt ze geen genoegen mee.
“Voor volgende week wil ik dat je een lijstje maakt van alle dingen waar je goed in bent. Zoals je er nu bijzit, straal je totaal geen zelfvertrouwen uit. Daar moet je aan werken Sjaak, anders kom je nooit aan de bak. Tot volgende week.”
Buiten rookt hij mopperend op de stoep een sigaret. Wat denkt die turbotrut wel!
Hij stelt het moment om naar huis te gaan zo lang mogelijk uit. Nog voor hij zijn jas over de kapstok heeft gegooid, piept de kamerdeur open.
“En, is het je deze week wél gelukt?” De teleurstelling op haar gezicht. Marion is niet op de hoogte van de begeleiding.
Het is te warm voor eind oktober. Zijn groezelige T-shirt plakt aan zijn huid, als hij de schillen van het fruithapje van zijn zoon, in de groenbak gooit. Er zitten maden in de bak, die zich nu nog manifesteren als bruine korrels tegen de zijwand. Binnen enkele dagen zullen ze transformeren in beweeglijke witte wormpjes, om als vliegen te eindigen. Hij heeft een hekel aan vliegen. Hun voortdurende gezoem en het feit dat ze overal landen waar ze willen, alsof zij het voor het zeggen hebben. Eenmaal terug in de keuken, staat hij minutenlang uit het raam te staren, het geschreeuw van zijn zoon negerend die natuurlijk weer een volle luier heeft geproduceerd. De artsen hebben gezegd dat ze Robbie veel liefde en aandacht moeten geven en daarbij vooral moeten stimuleren met verschillende soorten speelgoed. Uit zichzelf doet Robbie niet zoveel.
Sjaak kan het nauwelijks opbrengen met zijn zoon te spelen. Marion sjouwt veel met hun zoon rond. Duwt het kind in zijn armen, maar dan verstijft hij. Het kind is te dik en kwijlt voortdurend en lijkt de hele dag honger te hebben. Het is om gek van te worden. Ook heeft het een gaatje in zijn hart. Elke keer als Sjaak het vollemaansgezicht van het kind ziet, met de vreemde plooien bij zijn ogen, moet hij iets overwinnen. Hij herkent het jongetje niet als zijn zoon. Waarschijnlijk is dat wederzijds, want Robbie draait zijn hoofd bruusk de andere kant op als Sjaak contact met hem wil maken. Het voelt als een zware opgave een hele dag op te trekken met dit trage, wezensvreemde kind met de ledematen van een lappenpop. Het verschonen van de luiers, boven op het aankleedkussen, behoort tot de absolute dieptepunten van de dag. Toch heeft Marion het vertrouwen in hem als vader nog niet verloren. Is dat terecht?
De eerste week is Robbie nog lief. Hij slaapt boven verwachting veel. Sjaak smeert in de keuken beschuiten voor het kraambezoek en als dat er niet is, vlucht hij naar zijn hobbyschuur om wat met hout te klooien. De adelaarskop die hij pasgeleden aan Marion heeft laten zien, is bijzonder goed gelukt.
“Goh, daar heb jij echt talent voor. Kon je dáár maar je beroep van maken.”
Het is lief wat ze zegt, maar hij weet dat er geen droog brood mee te verdienen valt. Het ontbreekt hem aan zelfvertrouwen om met zijn houten sculpturen op beurzen te staan.
Naarmate de tijd verstrijkt, lukt het Sjaak steeds minder om rustig naast Marion op de bank te zitten, als ze Robbie op schoot heeft. Zij lijkt volkomen in balans. Heeft zich snel met de situatie verzoend. Hij kan dat niet. Ze hebben een grote stommiteit begaan met deze zwangerschap op oudere leeftijd. Een test was niet bespreekbaar.
De hele zwangerschap zweefde Marion trouwens op een grote roze wolk. Halve dagen hing ze op de bank met allerlei boekjes over “gezond zwanger zijn.” Hij is een keer mee geweest naar een babywinkel. Ze wilde samen met hem kijken naar een kinderwagen, maar de prijzen waren zo belachelijk hoog dat ze besloten er maar één van marktplaats te nemen. Hij vluchtte de winkel uit. Zij bleef nog een poosje “kleertjes aaien.” Een ander woord heeft hij er niet voor. Elk stofje moest ze betasten, tussen duim en vinger wrijven, om te controleren of het wel geschikt was voor een babyhuidje. De verkoopsters werden er een beetje kriegel van. Om hen te behagen, kocht ze op het laatst een knuffel. Robbie heeft nu zes “vriendjes,” op de commode staan.
Als er een stapel post op de deurmat valt, komt Sjaak weer bij zijn positieven. Hij kan het verschonen van Robbie niet langer uitstellen. Daarna is het tijd voor zijn slaapje. Misschien is er tijd om straks nog even te werken in de schuur? Maar nee, Marion heeft hem gesmeekt om dat niet te doen. Robbie slaapt de laatste tijd nogal licht. Te veel lawaai maakt hem onrustig. Bovendien is er de kans dat Sjaak hem vergeet.
Het mannetje heeft zich zodanig ondergepoept dat een grondige wasbeurt onvermijdelijk lijkt. Daar is Sjaak helemaal niet handig in. Hij heeft Robbie nog nooit in zijn eentje in bad gedaan, zeker niet onder het wakend oog van zijn vrouw. Gejaagd pakt hij het kind op en brengt hem alvast naar de badkamer om wat schone spullen te verzamelen. Hij legt Robbie op een handdoek op de tegelvloer. Robbie begint hard te huilen. Sjaak moet zichzelf tot kalmte manen. Waar is dat blauwe badjasje, dat Marion hem altijd aantrekt, als ze hem naar zijn bedje brengt? Het zal wel in de was zitten.
Opeens herinnert hij zich haar dringende vraag vanmorgen om de wasmachine aan te zetten. In het berghok knipt hij het licht aan en gokt op veertig graden. Snel loopt hij terug naar de badkamer om de kraan open te zetten. Knielt op de grond, bevrijdt Robbie van zijn vieze luier en vangt zowaar een blik van zijn zoon, die plotseling stopt met huilen. Met grote betraande ogen en nog nahikkend van verdriet, kijkt Robbie hem recht in zijn gezicht. De kilte in de badkamer zorgt ervoor dat het kind rilt van de kou. Het beneemt Sjaak de adem. Hoe kan hij zo ongevoelig zijn! Hij sluit de deur van de badkamer en maakt Robbie schoon met een warm washandje. Vervolgens slaat hij de grote handdoek om het kereltje heen en gaat met hem op de rand van het bad zitten. Het duurt nog even voor het bad genoeg is volgelopen.
“Pas op dat je er niet te veel water in doet, en hou hem goed vast, zodat hij niet verdrinkt!” klinken de woorden van Marion in zijn achterhoofd. Onwennig wiegt Sjaak Robbie een beetje heen en weer en voelt voor het eerst iets van overgave. Het kind is aan hem overgeleverd en vleit zijn hoofd tegen zijn borst. Sjaak zal zich in de vaderrol moeten schikken. Het heeft geen enkele zin zich daartegen te blijven verzetten.
Opeens is er het besef dat hij van dat nare gevoel van vervreemding, af wil. Of het hem lukt zijn zoon een fatsoenlijke wasbeurt te geven in zijn eentje, weet hij niet. Maar perfect schoon worden is op dit moment niet het belangrijkste. Desnoods doen ze de wasbeurt straks samen over, als Marion weer thuis is. Hij haalt een paar keer diep adem. Dat geeft lucht. Hij hoeft geen perfecte vader te zijn, dat kan hij niet eens. Zich als een vader gedragen is voorlopig Het hoogst haalbare. Plotseling is er de behoefte naar zijn zoon toe verantwoording af te leggen.
“Robbie, tot nog toe was ik een vader van niks. Ik had een hekel aan jou. Ik wilde graag een zoon om later mee in de schuur te klooien, of mee te voetballen, maar jij kunt het niet helpen dat je anders bent. Ik ben je vader. Het is mijn plicht goed voor je te zorgen. Voorlopig zijn we iedere woensdag samen ik en ik ga mijn uiterste best doen voor jou. Ik schaam me dood.”
Het bad is te vol gelopen. Sjaak trekt de stop eruit en laat wat water weg lopen. Ook is het te heet. Hij voegt wat koud water toe. Voorzichtig laat hij Robbie in het water zakken. Met éen hand ondersteunt hij zijn hoofd. Met de andere maakt hij kleine golfjes, die hij over zijn bolle buik laat stromen. Zo goed en zo kwaad als het kan, zeept hij hem in en spoelt hem af. Wikkelt hem in een grote handdoek en neemt hem mee naar de babykamer. Dit keer is er weinig verzet. Sjaak trekt Robbie een fleurige pyjama aan en legt hem in zijn bedje met het konijn met de slappe oren naast zijn hoofd. Onhandig drukt hij een zoen op de vochtige haren. “Slaap lekker manneke.” Het kind slaakt een diepe zucht en valt bijna onmiddellijk in slaap. Zachtjes loopt Sjaak de trap af. Hij schrikt van het knorren van zijn maag. Tijd om wat te gaan eten.
Als hij aan het aanrecht een paar boterhammen smeert en een beker melk inschenkt, overvalt hem een intens gevoel van geluk. Hij herinnert zich het gesprek bij het UWV en de vraag; “Sjaak waar ben jij eigenlijk goed in?”
Eerder had hij geen antwoord op die vraag. Hij voelde zich een nietsnut en een sukkel. Nu is de onzekerheid op slag verdwenen, al beseft hij wel dat het morgen totaal anders kan zijn. Vandaag kan zijn dag niet meer stuk.
Hij zal die vrouw bij het UWV vertellen dat hij elke woensdag de zorg heeft voor zijn gehandicapte zoon. Dat is iets waar hij misschien goed in kan worden, als hij het echt wil. Met zijn bord en beker loopt hij naar de kamer en gaat op de bank zitten eten. Jammer dat het nog lang duurt voor Marion thuiskomt.
Gepubliceerd op 1 Januari 2017 door Annemieke Soethout